Het gevarieerde landschap van Curaçao kan het best worden waargenomen vanuit een stoel aan het raam van een vliegtuig. Als u per vliegtuig aankomt, let dan op het heuvelachtige westelijke platteland, dat gedomineerd wordt door de Christoffelberg. Met zijn 375 meter is het de hoogste top van het eiland. Als u een enthousiaste wandelaar bent, dan moet u de korte, maar zware tocht naar de top beslist eens wagen. Het oostelijke deel van het eiland is platter en lager, maar wordt gebroken door de platte Tafelberg in Santa Barbara. Iets naar het westen van de stad ziet u de drie spitse heuvels, beter bekend als de Drie Gebroeders. Dit zijn overblijfselen van een oeroud koraalrif, dat tenminste drie miljoen jaar geleden gevormd is.
Het water rondom het eiland is ook niet overal hetzelfde. De noordkust krijgt flinke klappen van hoge golven die vanaf de ruwe, open zee op de klippen beuken en in een nevelbad uiteenspatten. Dit diepe, donkerblauwe water vormt een duidelijk contrast met de zee aan de beschutte, kalme, zuidelijke kust van Curaçao. Hier vindt u zanderige oevers en prachtige, turquoise lagunes.
Zowel in het noorden als in het zuiden wordt de kustlijn hier en daar onderbroken door enkele grote baaien en kleinere inhammen, die tijdens de laatste ijstijd door de gletsjers gevormd zijn. De grootste, het Schottegat aan de zuidoostkust, vormt de bedrijvige haven van het eiland. Als u de talrijke baaien bewondert, dan zal het u opvallen dat Curaçao geen enkel zoetwatermeer of rivier heeft.
Vulkanische formaties
De delen van het eiland die een vulkanische oorsprong hebben, staan bij geologen bekend als de Curaçaose Lava Formatie. De oudste en meest uitgestrekte rotsformaties van het eiland zijn in de loop van miljoenen jaren door erosie veranderd in glooiende, ronde heuvels. In de volksmond staan ze bekend als de ‘vrouwelijke heuvels’.
Het grootste deel van het westelijke en zuidoostelijke platteland bestaat uit deze zachtgolvende vulkanische heuvels. Geërodeerde rotsdeeltjes die van de heuvels afspoelen, vormen een rijke grond. Het is geen toeval dat de plantages op het eiland ontstaan zijn in de omliggende dalen. De flora en fauna in deze gebieden is bijzonder rijk.
Deze vulkanische basis (vroeger bekend als diabaas) werd al gevormd, lang voordat Curaçao bestond. Toen de aardkorstlagen verschoven, barstten onderzeese vulkanen uit, en spuwden grote hoeveelheden roodgloeiende, gesmolten steen (magma) op de oceaanbodem diep onder het oppervlakte. Geologen schatten dat deze lavaformaties meer dan tachtig miljoen jaar oud zijn. Hier en daar is de lava minstens vijf kilometer dik.
Afzettingsgesteente
Harde afzettingsgesteenten zijn de oorzaak van de vele, ongewoon hoekige heuvels op het eiland. Vanwege hun scherpe, overwegend puntige vorm worden zij door de plaatselijke bevolking ook wel de ‘mannelijke heuvels’ genoemd.
Deze formaties van afzettingsgesteente dateren uit twee verschillende geologische tijdperken.
Rotsen van de Knipformatie zijn samengesteld uit de verkalkte skeletten van miljoenen microscopisch kleine zeedieren, straaldiertjes genaamd, gemengd met lagen slijk, grind en ander bezinksel. Dit mengsel is samengeperst en samengevouwen, en vervolgens uit de zee omhoog geduwd, met als resultaat buitengewoon mooie lagen, die heel erg schuin staan ten opzichte van hun omgeving. Het grootste voorbeeld hiervan is de Christoffelberg.
Ander afzettingsgesteente werd gevormd door bezinksels van rijk slib, gemengd met grind, zand en klei, die vanaf het Zuid-Amerikaanse continent op de zeebodem terechtgekomen zijn, en daarna in scherpe hoeken omhoog geduwd zijn. Het afzettingsgesteente van deze periode staat bekend als de Midden-Curaçaoformatie.
Kalksteenterrassen
De gehele noordkust bestaat uit vier kalksteenterrassen, variërend in leeftijd van anderhalf miljoen tot 25.000 jaar oud. In feite is de landingsbaan van het vliegveld op het laagste kalksteenterras gelegen. Deze terrassen bevatten de skeletten van miljoenen, uiterst kleine koralen, die ooit deel uitmaakten van een levend rif.
U zult merken dat deze terrassen niet glad zijn, maar dat ze vol met kuilen en scherpe ribbels zitten (in geologische termen ook wel ‘lapis’ genoemd), waardoor het wandelen op de terrassen op strandschoenen een enigszins hachelijke onderneming wordt. Deze kloven worden veroorzaakt door een chemische reactie van kooldioxide uit de lucht met zeewater en regen dat op de stenen spoelt, waardoor het kalksteen oplost. Op plaatsen waar de terrassen voortdurend door een nevelbad overspoeld worden, zijn ze nog meer gekarteld en vol kuiltjes, omdat algen uit de branding ook aan het kalksteen knagen.
Op sommige plaatsen is zoveel kalksteen opgelost, dat er een grot ontstaan is. Een van de indrukwekkendste halfgrotten is Boka Tabla. Veel kleinere grotten zijn een belangrijke slaapplaats voor vleermuizen, parkieten, haviken en uilen. In sommige grotten druppelt water, waardoor het opgeloste kalksteen druppel voor druppel opnieuw wordt afgezet. In de loop van duizenden jaren zijn zo geleidelijk stalagmieten en stalactieten ontstaan. Er zijn veel van zulke grotten verspreid over het eiland, maar er zijn er maar enkele toegankelijk. Uitzonderingen zijn de grotten in het Christoffelpark en de Grotten van Hato.
Er kunnen maar weinig planten groeien op de ondiepe bodem van de kalksteenterrassen. Meestal groeien er groenblijvende planten die hun bladeren gedurende het droge seizoen behouden. Regenwater dringt door in de kleine poriën in de rotsen en verzamelt zich in kleine poelen, die de wortels voeden als er geen regenval is.
De koraalriffen
De meest opvallend geologische formatie op Curaçao bevindt zich onder water: de miljoenen levende wezens waaruit het koraalrif rondom het eiland bestaat. Levende koralen zijn eigenlijk dieren met een week lichaam. Het kalksteen, waar het rif van gebouwd is, wordt gevormd door cellen aan de lagere kanten van het rif, die één waardevolle druppel per keer afscheiden. Als deze koralen sterven, blijft alleen het kalksteenbezinksel achter; nieuwe koralen hechten zich aan deze bezinksels, scheiden hun eigen kalksteen af en sterven op hun beurt. Het rif is in de loop van miljoenen jaren met veel geduld opgebouwd.
Koralen groeien alleen in warm, ondiep water waar ze zonlicht krijgen. De koralen hechten zich vast op een onderwaterhelling van een landmassa, waarna het rif geleidelijk groeit, totdat het boven het water uitsteekt. Uiteindelijk verandert hierdoor het aangezicht van het eiland. Waarschijnlijk heeft Curaçao oorspronkelijk uit twee eilanden bestaan, die later door de riffen werden verenigd.
Wetenschappers beschouwen de voortdurende vorming van koraalriffen als het allerbelangrijkste geologische en biologische proces dat tegenwoordig op Curaçao plaatsvindt. De riffen maken een integraal deel uit van de algehele ecologie van het eiland, en beschermen de kustlijn tegen erosie. Verder zorgen de riffen voor voedsel voor de vissen en, uiteraard, voorzien ze de mensen van een ongeëvenaarde vorm van recreatie. Koraalriffen zijn echter uitermate broos. Een nonchalante handbeweging of een flinke schop kan jarenlange rifvorming vernietigen. Daarom weten snorkelaars en duikers met verantwoordelijkheidsgevoel dat ze onder water niets moeten aanraken.
Natuur
Op het eerste gezicht lijkt Curaçao een enigszins dor eiland. Door de schaarse regenval blijft het aantal planten en dieren die er kunnen overleven beperkt. Maar bij nader onderzoek zult u verbaasd staan van de verscheidenheid die de natuur te bieden heeft. Wat aanvankelijk een eentonig woestijnlandschap lijkt te zijn, blijkt uiteindelijk te wemelen van leven.
Planten
De planten op het eiland hebben een ingenieus mechanisme dat ervoor zorgt dat zij zich tegen het droge, woestijnklimaat, de schaarse neerslag en de altijd aanwezige passaatwinden kunnen verweren. Zo kunnen zij hun wortels, bladeren en stengels op wonderbaarlijke wijze aanpassen.
Geen enkele plantensoort is zo geschikt voor dit klimaat als cactussen, die zeer goed in staat zijn om de hoeveelheid vocht die door verdamping verloren gaat, te verminderen. Hun scherpe doornen zijn in feite aangepaste bladeren. De stengels zijn waterdoorlatende, bovenmaatse stelen, die na hevige regenval zoveel water kunnen opnemen dat de hele plant om zou kunnen vallen. Als dit gebeurt, dan brengt de vol water gelopen cactus onmiddellijk nieuwe spruiten voort en schenkt zo nieuw leven aan de volgende generatie. Tijdens een stortbui ontspruiten binnen enkele uren speciale ‘regenwortels’ om elke druppel op te kunnen vangen.
Op Curaçao komen zo’n tien wilde cactussoorten voor; een aantal zult u overal in de vrije natuur tegenkomen. Er zijn vier basissoorten, variërend van de lange, statige pilaarcactus (de meest voorkomende cactussen zijn de kandelaarvormige kadushi en de rechte datu) die tien meter hoog kan worden, tot de lange slingerende exemplaren die over de grond kronkelen; en van de nopal- of zogenaamde ‘blader’cactussen met hun brede, platte takken (tuna en infrou) tot de gedrongen bolle cactus die op een erg stekelige meloen lijkt. (De Papiamentse naam is ‘milón di seru’, letterlijk meloen van de heuvels.)
De plaatselijke bewoners hebben de leden van deze krachtige familie lang voor verschillende ingenieuze toepassingen gebruikt. Het malse vlees van de kadushi wordt gebruikt voor soep, medicijnen en zelfs shampoo, terwijl van het fruit van zowel de schijfcactus (infrou) als de datu een lekkere jam gemaakt kan worden. Als ze dichtbij elkaar, in nette, precieze rijen geplant worden, kan de lange datu vaak als natuurlijk prikkeldraad dienen om troepen zwervende geiten buiten te houden. Hun zachte binnenhout werd vroeger gebruikt om bedden af te werken die van onbewerkt hout waren gemaakt; tegenwoordig is dit hout bij de kinderen op het eiland nog steeds heel erg gewild om lichtgewicht vliegers van te maken. Kleine insecten die sommige nopalcactussen bewonen, produceren een stralende scharlakenrode kleurstof, cochenille, die ooit geëxporteerd werd. Het sap van de nopalcactussen wordt ook als kompres gebruikt om pijn en wonden te verzachten.
De cactus draagt ertoe bij het woestijnklimaat te veranderen door stenen af te brokkelen met zijn wortels en insecten en kleine dieren aan te trekken met zijn vruchten en bloemen (die in het droge seizoen verschijnen als de meeste andere planten sluimeren).
Op Curaçao leeft een aantal andere vetplanten. Let eens op de stekelige bromelia’s (teku) die dicht bij de aarde groeien; de helderrode kern van deze uiterst kleine bloemetjes lokt veel vogels. De nauwsluitende cirkel gevormd door de geribbelde bladeren is zo efficiënt bij het verzamelen van water waarna dit naar de wortels geleid wordt, dat de plant zelfs dauwdruppels kan gebruiken.
Eén soort van de grote honderdjarige aloë (agave), werd oorspronkelijk rond 1800 geïmporteerd om touw te produceren. Na veel jaren (maar niet na een eeuw, zoals zijn naam foutief suggereert) stuwt deze een lange scheut de hoogte in van enkele meters hoog, die met bosjes met stralende gele bloemen is versierd. Hierna sterft de plant af. Aloë (sentebibu) groeit in dichte groepen; het slijmerige sap is een uitstekende zalf voor sneetjes en roodverbrande huid en is een gewild ingrediënt in veel cosmetische producten.
Enkele plaatselijke orchidee-soorten (orkidia) groeien in de beschermde gebieden van het Christoffelpark. Let op de hartvormige bloemen van de witte orchidee en de prachtige bloesem van de paarse orchidee na zware regenbuien.
De bomen op het eiland kennen ook intelligente methoden om zich aan het dorre klimaat aan te passen. Sommige, zoals de tamarinde, de acacia (wabi), de mesquiteboom (indju), en de divi divi hebben een verzameling kleine bladeren, in plaats van brede, platte bladeren, waardoor de verdamping van kostbaar water aanzienlijk verminderd wordt.
De mangroven (mangel), die in dichte groepen langs inhammen aan de kust groeien, vangen in de loop der tijd genoeg zand op tussen hun lange, slangachtige wortels om meer land te vormen. Deze moerassen zijn de natuurlijke leefomgeving en broedplaats voor een grote variëteit aan vogels en vissen.
De kenmerkende, puntige en schuine stand van de door de wind gevormde divi divi, de nationale boom van Curaçao, is een van de meest herkenbare symbolen van het eiland geworden. In de afgelopen eeuw waren divi divi peulen zeer in trek bij looierijen in Engeland en Nederland: voor korte tijd zijn de peulen het belangrijkste exportproduct van het eiland geweest.
Na de lentebuien liggen de heuvels aan de westkant van het eiland in een schitterende, felle gele gloed van de bloesems van de inheemse kibrahacha, (letterlijk, ‘bijlbreker’) een nauwe bloedverwant van de roze trompetboom. Dit is de nationale bloem.
Niet alle planten op het eiland zijn ongevaarlijk, maar de meeste bezoekers hoeven alleen uit te kijken voor de ‘manzenilleboom’ (manzaliña), die op veel stranden groeit. Het smalle ronde fruit, geel of groen, is giftig; het sap van de boom en de vruchten kan irritatie aan wondjes en het slijmvlies veroorzaken. Er zijn mensen die allergisch zijn voor deze plant, en al hevig reageren op het regenwater dat van de bladeren afloopt. Veel mensen zijn er ook geheel immuun voor. Als er een lichte reactie ontstaat, spoel de huid dan af met veel koud water. Bloeiende oleanderstruiken worden vaak als verfraaiing voor huizen of winkels gebruikt. Als u jonge kinderen hebt, pas dan op voor het giftige sap.
Als u in de natuur gaat wandelen, draag dan een lange broek om uw benen te beschermen tegen cactussen en de zeldzame duivelsnetel (bringamosa; letterlijk ‘vechtende dame’) – een kleine plant met een dikke stengel met een heleboel harige bladeren en kleine witte bloemen. Deze plant is te vinden op plaatsen waar nog ongerepte plantengroei is. De stekende haren scheiden een gif af dat jeuk, zwellingen, en bij allergische mensen zelfs koorts kan veroorzaken. Gelukkig voorziet de natuur in een tegengif. In de buurt zult u bijna altijd de ’tatoeagestruik’ of medicijnnoot (flaira) vinden met gelijksoortige donkere, glanzende bladeren en kleine rode bloemen. Wrijf het sap ervan op de geïrriteerde huid en u voelt vrijwel onmiddellijk verlichting.
In het landschap zullen de glanzende, donkergroene bladeren en de helder paarse bloemen van de rubberklimplant (palu di lechi) u opvallen. In het begin deze eeuw is deze plant geïmporteerd voor de rubberproductie. Bedrijfsmatige verbouw is echter geen succes gebleken, maar vanwege een gebrek aan natuurlijke vijanden op Curaçao heeft het zich wijd verbreid. Door zijn dikke zweepachtige slierten om andere planten te winden sterven deze af. De plant is een grote lastpost geworden, omdat zij, wanneer zij eenmaal wortel geschoten heeft, bijna onmogelijk te verwijderen is.
Dieren
Hoewel Curaçao een relatief kleine variëteit aan landdieren kent, is een verrassend aantal soorten uniek voor het eiland. Er leeft er geen enkel giftig dier, met uitzondering van twee zeer zeldzame schorpioensoorten en een even zeldzame duizendpoot. De muskieten zullen voor u ongetwijfeld de meest vervelende diersoort zijn die u zult tegenkomen.
De meest voorkomende dieren op het eiland zitten vlakbij de grond. Zweepstaarthagedissen, die inheems zijn op Curaçao, kunt u overal waar u van de zon loopt te genieten, vinden. De tengere, bruine exemplaren (lagadishi) zijn de jonge wijfjes, de grotere blauwgroene exemplaren (blò-blò) zijn de volwassen mannetjes van dezelfde soort.
Gekko’s bewonen de dichter bebladerde bomen en voeden zich met de altijd aanwezige muskieten. Het mannetje van de anolesoort (totèki of kaku) pocht met zijn indrukwekkende felgele en oranje halskwab, die hij gewichtig opzet om vrouwtjes aan te trekken en aanvallers af te weren. Eén gekkosoort, doorschijnend geelbruin van kleur, met uitpuilende zwarte ogen en naar buiten staande ledematen, heeft zuignappen op zijn poten, waarmee hij muren kan beklimmen. Hij kan soms gezien worden terwijl hij zich snel over het plafond voortbeweegt, of hangend in een kast met zijn kop naar beneden. Hoewel u behoorlijk kunt schrikken van zijn verschijning, is hij ongevaarlijk (en hij eet die hinderlijke muskieten). In de volksmond is hij pega pega (‘plakkerig plakkerig’) gedoopt, omdat hij naar men zegt aan uw huid blijft plakken.
De leguaan (yuana) is ongetwijfeld de koning onder de reptielen op Curaçao. Hoewel zijn indrukwekkende, draakachtige rugkam er vervaarlijk uitziet, is het dier eigenlijk vrij schuw. Vanwege zijn zeldzame, dubbele penis worden zijn vlees en eieren beschouwd als een krachtig, potentieverhogend middel. Leguaansoep is een plaatselijke delicatesse; het vlees smaakt een beetje naar kip. Leguanenjacht is een populaire sport, maar behoren nu tot een van de beschermende diersoorten. Hoewel leguanen landdieren zijn, zijn ze uitstekende zwemmers en kunnen ze onder water hun adem wel vijf minuten lang inhouden. De jongen zijn felgroen, terwijl volwassen dieren van kleur kunnen veranderen, variërend van grijs tot groen. Ze verbergen zich tussen het kreupelhout en de rotsachtige aardlagen. Curaçao was de eerste plaats ter wereld waar ze met succes in gevangenschap gefokt konden worden.
Verscheidene kikkersoorten zijn per ongeluk naar het eiland meegereisd in ladingen zand en planten. Na zware regenbuien moet u eens luisteren naar het holle gekwaak van de mannelijke ‘sapu’ als deze zich verzamelen in plassen om te paren. Er zijn ook twee plaatselijke soorten bruine slangen, waarvan één blind is en onder stenen en bladeren leeft. Beide zijn volkomen ongevaarlijk.
Op de kalksteenterrassen aan de noordelijke en zuidelijke kusten wonen enkele soorten kleine landslakken; sommige zijn uniek voor Curaçao, andere leven ook op het naburige Aruba en Bonaire. Deze slakken, die het waardevolle kalksteen nodig hebben om hun fijn-geribbelde schild te bouwen, voeden zich met de uiterst kleine micro-organismen en andere organische stoffen die door het water van de zee op de terrassen gespoeld worden.
Het schuwe witstaart hert is zeldzaam en leeft alleen in de meest ongerepte gebieden aan de westkant van het eiland en in de struikgewassen van het Christoffelpark. Curaçao is het enige Caraïbische eiland waar het hert al vanaf de pre-Colombiaanse tijd leeft.
Ook inheems op Curaçao zijn enkele interessante vleermuissoorten, die in grotten en rotsachtige aardlagen langs de kust leven. De insecten etende vleermuis houdt de muskieten op afstand; één bruine vleermuis is in staat ongeveer 600 muskieten per uur te eten! Nectaretende exemplaren bestuiven enkele van de ‘s nachts bloeiende cactussen (waarvan de vruchten op hun beurt in de droge maanden als voedsel voor de plaatselijke vogels dient). Let op de visetende buldogvleermuis die tijdens de schemering over het wateroppervlak van binnenbaaien scheert.
In het Christoffelpark komt u wellicht enkele wilde ezels tegen, waarvan er maar weinig op het eiland te vinden zijn. Zij zijn oorspronkelijk door de Spanjaarden meegenomen en waren vroeger het belangrijkste vervoermiddel op het eiland. Ook de allesetende geiten, die overal te vinden zijn, zijn door de Spanjaarden meegenomen. Ze dringen buurttuinen binnen, grazen op open land en peuzelen elke groeneloot op die ze maar kunnen vinden. Een aantal zwerft wild rond in het Christoffelpark; veel andere zijn ver van hun eigenaren afgedwaald. Het nut van deze dieren voor de gemeenschap is wellicht de smakelijke sòpi’kabritu (geitensoep).
Vogels
Of u nu comfortabel in een strandstoel zit, een wandeling langs de schilderachtige kust maakt, of een dappere tocht door het kreupelhout onderneemt, u zult zeker een aantal inheemse vogels van Curaçao zien.
Zoek langs de oever naar opgewekt bruine en witte strandlopers (snepi) en langpotige gespikkelde regenwulpen die langs de vloedlijn schieten. Lachmeeuwen (meuchi) met hun zwartgetipte vleugels, en de bruine jan-van-gent (bubi) maken hun nesten in grotten, bergspleten en richels boven de rotsachtige oevers van veel strandbaaien. Met een beetje geluk ziet u een langgebekte pelikaan op zoek naar eten.
De prachtige, gitzwarte fregatvogel (makuaku), met zijn roomwitte borst en brede spanwijdte, is een bekend beeld – niet alleen op het strand, maar ook rond de haven, waar hij zich met lekkere vishapjes van de drijvende markt voedt. ‘s Nachts slapen de meeste fregatvogels in de mangroven van een klein eilandje in de Sint Jorisbaai aan de noordoostkust.
Als u echt vogels wilt observeren, ga dan in de schemering naar een mangrove- of zoutmoeras (saliña), waar veel watervogels zich verzamelen om te slapen. Hoewel de stedelijke ontwikkeling snel oprukt in de richting van dit fragiele ecosysteem, kunt u nog steeds mangroven vinden dichtbij Piscadera, Santa Martha en Santa Cruz aan de westkant en bij de Sint Jorisbaai aan de oostkant aan het eiland. Er zijn zoutmoerassen bij Jan Kok, Boka St. Michiel en Kenepa.
Let op de langbenige, geelgekroonde nachtreiger (krabèchi), de groene reiger (galiña di awa) of een van de meerdere soorten lang potige zilverreigers die sierlijk door de moerassige wateren lopen. Let ook eens op plevieren (lopi) en de zwartgevleugelde steltkluut, een witte vogel met zwarte vleugels en nek, en dikke roze poten.
De zoutpannen bij Jan Kok zijn een thuis voor de kleine flamingokolonie van Curaçao, die in het midden van de jaren tachtig, tijdens een jaar met zeer veel regenval, uit Bonaire overgekomen is. Soms verzamelen ze zich bij tientallen in de ondiepe wateren, vrij dicht bij de weg. Aangezien de flamingo een beschermde diersoort is, wordt u verzocht op afstand te blijven.
Het Christoffelpark is een uitstekende plaats om de vele vogels, die in de vrije natuur van het eiland wonen, te zien. Zoek naar de nationale vogel, de grote geelborsttroepiaal (’trupial’), en zijn oranjeborstige neef, die naar men zegt voorbode is van goed nieuws als hij zijn heldere melodieuze liedje zingt terwijl hij naar het oosten kijkt. Troepialen houden ervan om op lange pilaarcactussen neer te strijken; de kenmerkende, flesvormige nesten van de gele troepiaal bungelen aan grote bomen. Misschien ontdekt u een zwerm kwebbelende groene en gele parkieten (‘prikichi’), één van de twee vogelsoorten die uniek voor Curaçao zijn. Parkieten doen zich graag te goed aan landbouwgewassen en zijn daarom een last voor de plaatselijke boeren.
Eveneens uniek voor het eiland is de sneeuwwitte, nachtelijke kerkuil (‘palabrua’). Deze bedreigde diersoort is vanouds een bewoner van de kalksteengrotten op het eiland, waar hij zich voedt met vleermuizen en kleine knaagdieren; naar het schijnt zijn er nog maar vijftig paartjes.
Een van de meest voorkomende plaatselijke vogels is het piepkleine Geelbuikje (‘barika hel’), dat ervan houdt binnenshuis strooptochten te houden, op zoek naar voedsel en een goede plaats om te nestelen. De speelse grijze, tropische spotvogel (‘chuchubi’) is niet alleen algemeen bekend om zijn doordringende roep – naar men zegt om nieuws te brengen of bezoekers aan te kondigen – maar ook vanwege zijn melodieuze liedjes. Vanwege de bemoeizieke aard van de spotvogel, is ‘chuchubi’ het woord dat men op het eiland gebruikt als men het over een roddel heeft. Curaçao heeft ook twee soorten piepkleine, kleurrijke kolibries (‘blenchi’) die snel heen en weer vliegen tussen bloeiende struiken. Een aantal duivensoorten (’totolika’, ‘buladeifi’, ‘ala duru’ en ‘palomba’) blijven dicht bij de grond; veel zijn met gemak te lokken als u uw hand uitsteekt. De blauwduif heeft een kenmerkende zwarte cirkel rond zijn ogen.
De koningen onder de vogels in de vrije natuur zijn de hoogvliegende valken (‘kinikini’ en ‘warawara’), die hun Papiamentse namen ontlenen aan hun onderscheidende roep, en de prachtige havik (‘falki’).
U zult er wellicht één zien die prachtig hoog in de lucht vliegt en majestueus neerstrijkt boven op een torenhoge pilaarcactus, of misschien wat minder elegant door het kreupelhout waggelt.
Studie in Grijs
Wanneer de droogte de natuur in haar ban heeft, de hitte de aarde stooft en de stenen doet sudderen, loop ik graag rond te dwalen door de wildernis, om te horen hoe de onbehouwen wind de bomen geselt met de zweep van zijn droge adem, terwijl ik zie hoe een sluwe wervelwind de aarde openkrabt en hoor hoe hij de verpieterde grassen pest met roddelpraat uit de regentijd. De vlammen van de zon verven de wildernis asgrauw, doden alle onkruid en laten slechts een bed van chimichimi als sambaballen klinken, zodat een paar uitgeteerde schijfcactussen stijfjes en met moeite heen en weer bewegen, terwijl de zuilcactussen, onder de zweepslagen van de wind, staan te schuddebollen als uitgeputte zatlappen. Heel in de verte blaat een schaap en om mij heen schieten kleine en grote hagedissen te voorschijn van onder de skeletten van dode takken; met hun staart markeren ze het ingewikkelde patroon van hun jachtig bestaan. Twee, drie wolkenflarden, verwaaid in de indigoblauwe hemel, doen alle mogelijke moeite zichzelf uit te wringen, zonder ook maar een druppel te laten vallen, al was het maar om de waas van stof af te spoelen van de gehavende stammen van de indju- en acacia-bomen. Een ‘dushi-kabei’ boom had staan sidderen van de dorst, zijn armen ten hemel geheven, totdat hij zich kromde in zijn doodsstrijd en stierf met zijn klauwen verlamd in de lucht, in een laatste kreet om regen. Een paar koppige geiten lopen, met meer vertrouwen dan het schepsel mens, eten te zoeken en in het voorbijgaan breken hun gelooide ruggen de dunne, dorre takken. En boven heel dit grijze tafereel zit een spotlijster, op de top van een zuilcactus, de draak met ons te steken: ‘Parabien, partibien, parabien, partibien…’*
*’Veel geluk, verdeel de boedel, veel geluk, verdeel de boedel…’
Natuurpark Hofi Pastor
Hofi Pastor is een conserveringsgebied. Dit houdt in dat de natuur niet aangepast mag worden.Zodoende krijgt de natuur de kans om zijn eigen gang te gaan. Het park staat bekend om zijn grote verscheidenheid aan vegetatie en dieren die je elders niet meer ziet. Vanaf 1200 kozen de Caiquetios indianen Hofi Pastor als heilige plekje. Zij plantten de oudste boom van Curacao,een kapok boom van ± 800 jaar oud. Het park is omringd door heuvels die ervoor zorgen dat er voldoende vocht aanwezig is voorde bloei van de natuur. Rond de slaventijd ± 1800 werd het park gebruikt als vruchten boomgaard. Er groeiden mispel, tamarinde, kenepa, mango, dushi kabei, dadel, amandel, koko’s en nog veel meer. Tussen 1840 en 1860 kochten paters het park en studeerden in de vruchtenboomgaard. Nu is het hofi van amigu di tera. Officieel heet het park ” St Jozefdal”.